De Wet Normalisering rechtspositie ambtenaren is een initiatiefvoorstel van de Tweede Kamer. Het voorstel werd in november 2010 ingediend door het voormalige Tweede Kamerlid Koşer Kaya (D66) en Van Hijum (CDA) en is op 4 februari 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De PVV, het lid Bontes, CDA, VVD, 50PLUS, D66 en PvdA stemden voor.
Het wetsvoorstel wijzigt de Ambtenarenwet en een aantal andere wetten en beoogt een zo groot mogelijke eenvormigheid tot stand te brengen tussen de rechtspositie van ambtenaren en werknemers in de private sector. Uitgangspunt daarbij is, dat de arbeidsverhoudingen bij de overheid uiteindelijk gelijk moeten zijn aan de verhoudingen in het private bedrijfsleven, met uitzondering van die gevallen waarin er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen. Alleen in dat geval worden de voor ambtenaren afwijkende bepalingen gehandhaafd. Uitgezonderd zijn:
- politieke ambtsdragers (zoals ministers, staatssecretarissen, burgemeesters, wethouders)
- leden van de Hoge Colleges van Staat
- rechterlijke ambtenaren
- ambtenaren van het ministerie van Defensie
- dienstplichtigen
- notarissen en gerechtsdeurwaarders
- politieambtenaren
Het voorstel houdt in hoofdzaak in, dat het publiekrechtelijke en eenzijdige karakter van de ambtelijke aanstelling en de eenzijdige vaststelling van arbeidsvoorwaarden worden vervangen door de tweezijdige arbeidsovereenkomst, waarop in de meeste gevallen een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is. Daarmee wordt ook de publiekrechtelijke rechtsbescherming tegen handelingen en besluiten ten aanzien van ambtenaren beëindigd. Rechtsbescherming zal nog slechts privaatrechtelijk van karakter zijn.
Het wetsvoorstel beoogt niet een einde te maken aan het eigen karakter van het ambtenaarschap, noch aan de benaming “ambtenaar”. Ook wordt de Ambtenarenwet gehandhaafd. Die regelt wel nog slechts die onderdelen van de ambtelijke status, die nauw verbonden zijn met het bijzondere karakter van het werken bij de overheid en daarmee uitstijgen boven de zaken die tot het echte arbeidsvoorwaardenoverleg behoren.
Het wetsvoorstel ligt sinds februari 2014 bij de Eerste Kamer. De Samenwerkende Centrales van Overheidspersoneel SCO hebben op 28 oktober 2014 de kern van hun bezwaar tegen het wetsvoorstel in een brief aan de Eerste Kamer voorgelegd. Zij zijn van mening dat het wetsvoorstel eerst voor overleg en overeenstemming had moeten worden aangeboden aan de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid op grond van artikel 1 van de ROP-regeling.
Verder schiet het wetsvoorstel volgens de bonden zijn doel voorbij aangezien het maar zeer gedeeltelijk leidt tot een genormaliseerde verhouding en niet tot een grotere gelijkwaardigheid en tweezijdigheid. Daarbij komt dat de politieke invloed op de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren blijft bestaan. Het voorstel leidt zelfs tot meeer vormen van ongelijkheid. Zij zijn ten slotte van mening dat “de onduidelijkheden, onzekerheden en gebrekkige motivering van keuzes ertoe leidt dat het voorstel niet alleen meer problemen lijk te veroorzaken dan het op zou lossen, maar bovendien op geen enkel draagvlak kan rekenen van tienduizenden overheidsmedewerkers”.
RV-20-01-2015